Toen de Vikingen IJsland koloniseerden, brachten zij vijf soorten dieren mee: paarden, schapen, varkens, geiten en koeien. Koeien, varkens en geiten zie je niet veel in het landschap. Maar schapen en paarden in overvloed. Elk schaap (en paard) dat op IJsland rondloopt stamt af van de exemplaren die de Vikingen meebrachten, en behoort tot de Noordse kortstaartschapen. Qua grootte is het middelmatig groot met vrij korte poten en een bijzonder brede rug waardoor het beest met zijn hoorn een stevig voorkomen heeft.
Door een duizendjarig verblijf in isolatie heeft dit ras zich goed kunnen aanpassen aan het ongunstige IJslands klimaat. Het heeft in belangrijke mate bijgedragen tot het overleven van de IJslandse bevolking tijdens de barre winters door te voorzien in voeding en kleding. Door die langdurige isolatie is het wellicht het puurste schapenras ter wereld.
Ze leveren wol (lopi) van buitengewone kwaliteit dat ook nog eens glanzend, sterk, watervast en slijtvast is. Per jaar wordt er ongeveer 800 ton wol geproduceerd.
De wol is onderverdeeld in de wol van de dekharen, de zgn. Tog (middeldikke haren rond 17 micrometer diameter) en de onderwol, de zgn Þel (thel).
Omdat ik vooral met IJslandse wol wilde werken heb ik in Nederland wat onderzoek gedaan waar ongesponnen wol verkrijgbaar is.
Via Gudrun Bjarnadottir van Hespa (www.hespa.is), die wol op natuurlijke wijze verft, kwam ik terecht bij Lundar van Ullarselid (www.ull.is) in het dorpje Hvanneyri.
Ik kocht er mooie glanzende wol, niet geverfd uiteraard, in de kleuren wit, grijs, bruin, zwart. Het vilt goed en de mooie lange haren blijven na het vilten zichtbaar.
Bronnen: ijsland-informatie.nl/schapen.html en Wikipedia